Pit en Puf spelen samen met hun vriendjes de muis en het konijn de hele dag spelletjes in het Biezebos. Welk spelletje ze ook spelen, Pit wint. Ze is de beste in worstelen, in hardlopen, in pluimpjeblaas. Ze gaat zo hard op in haar overwinningen dat ze een grote 1 op haar jurk naait. De volgende dag verliest ze echter van Puf in het stokvechten. Ze vindt dat de strijd niet eerlijk is verlopen en stapt boos op. Steeds verder dwaalt ze van het hol af tot ze oog in oog staat met de kater Pandora. Haar enige uitweg is de beek. Ze springt in het water, de stroming sleurt haar mee, diep het bos in. Gelukkig ontmoet ze Bonkel Griezel, een verre neef.

Ondanks hun groene kleur en hun niet onmiddellijk knuffelbaar uiterlijk, stralen de Boeboeks sympathie uit. Ook al leven ze onder de grond en eten ze enkel fruit en groenten, in de dingen die ze doen en meemaken verschillen ze niet veel van wat kinderen in de mensenwereld beleven. De Boeboeks spelen, vechten, zijn blij, zijn verdrietig, kwaad of koppig. En koppigheid is een slechte raadgever, die je op plaatsen brengt waar je beter niet komt.

De Bel en Adriaenssens weven een zedenles in het verhaal zonder de vinger prekerig op te heffen. Steven Dhondt verpakt de voor iedereen herkenbare situaties in kleurrijke en drukbevolkte platen. De tekstballonnen dragen niet meer dan de noodzakelijke tekst. Opmerkelijk is de expressiviteit van de figuren: lichaamstaal en mimiek dragen sterk bij tot het dynamische karakter van de stripreeks.

Bonkel Groezel is een vlot lezende, onderhoudende strip, opgebouwd rond een eenvoudig verhaal dat goed volgbaar is voor jonge lezers. [Werner Verrelst] Hide text