Zolang er jeugdliteratuur wordt uitgegeven bestaan ze: boeken in serievorm die herkenbaarheid en klantenbinding combineren door goed bekkende titels, waardoor meer van hetzelfde én toch iets anders beloofd wordt. Meestal verschijnen dat soort reeksen, waarmee uitgeverijen zich kunnen profileren, met de belangrijkste held(en) als trekpleister en vast oriëntatiepunt, maar ze kunnen ook zijn gegroepeerd rond een bepaald thema, waardoor de onderlinge samenhang wordt benadrukt. Of ze houden zich juist toevallig in elkaars nabijheid op omdat ze verkrijgbaar zijn via een abonnement of leesclub. Van dat laatste is de 'Kidsbibliotheek' ? een recent samenwerkingsverband tussen 'KidsWeek', een weekkrant voor jongeren, en de 'Lemniscaatkrant', een kwartaalblad van de gelijknamige uitgeverij ? een goed voorbeeld. Vier keer per jaar verschijnt er een nieuwe titel, telkens van een andere auteur (die via informatie en een kort interview nader wordt voorgesteld), en steeds met een bescheiden omvang van 96 bladzijden. De 'Kidsbibliotheek' valt op door de medewerking van bekende en bekroonde auteurs (Paul Biegel, Harm de Jonge, Lydia Rood, Floortje Zwigtman, Edward van de Vendel, Daan Remmerts de Vries) en de gemiddeld goede kwaliteit van de verhalen, die (voor weinig geld en in combinatie met een abonnement op een van de kranten zelfs gratis) afgestemd zijn op jonge lezers van 10-14 jaar.
Een inhoudelijk uitgangspunt vinden we terug bij een splinternieuwe serie die verschijnt onder de titel 'Slash': boeken als resultaat van een nauw samenwerkingsverband tussen een schrijver en een jongere die iets bijzonders te vertellen heeft. De laatste openbaart in gesprekken zijn levenservaringen, die door de eerste worden opgetekend en in verhaalvorm verwerkt. Het is de bedoeling dat zo een reeks ontstaat die de actuele leef- en belevingswereld van jonge mensen serieus neemt, en niet alleen opvalt door cruciale ervaringsfeiten, maar vooral ook door de wijze waarop ze zijn opgeschreven. Belangrijk concentratiepunt in de reeks is de verbondenheid van feit en fictie. Realiteit en fantasie, werkelijkheid en verbeelding, waarheid en verzinsel krijgen de kans met elkaar kennis te maken, waarbij het resultaat een integratie van beide is. En met als overkoepelend motto: alles is waar gebeurd, maar hoeft niet noodzakelijkerwijs exact zo te hebben plaatsgevonden. Het eerste werk dat op een dergelijke wijze tot stand is gekomen, is De gelukvinder van Edward van de Vendel (ook initiatiefnemer van de 'Slash'-reeks ) en wordt uitgebracht door Querido, maar het zou in de toekomst mogelijk moeten zijn dat ook andere uitgeverijen gaan deelnemen aan het initiatief en een of meerdere delen voor hun rekening nemen. Het boek is gebaseerd op de ervaringen van de uit Afghanistan gevluchte 17-jarige Anoush Elman, die sinds een aantal jaren in Nederland verblijft.
De 'Slash'-boeken willen nadrukkelijk aansluiten op de concrete actualiteit van het leven van hedendaagse jongeren, maar vormen met dat uitgangspunt natuurlijk geen uniek verschijnsel. Een niet onbelangrijk segment van het jeugdboek heeft altijd oog gehad voor herkenbare levensfeiten van wat vaak 'de doelgroep' werd (en nog wordt) genoemd. Maar de benoeming van de sociaal-culturele en politieke context daarvan, vinden we evenwel pas terug in de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw. Een turbulente tijd van veel politieke hervormingen, maatschappelijke veranderingen en verlichte culturele ideeën, ook op het gebied van de tot dan toe overwegend autoritaire relatie tussen kind en volwassene. Mede onder invloed van de zogenaamde Kritische Werkgroepen ? sterk door de nieuwe tijdgeest geïnspireerd ? die kinderboeken vooral inhoudelijk beoordelen, komt er een reactie op het inhoudelijke conservatisme van veel kinderboeken. De roep om meer en specifieke aandacht ('behandeling' is de term die dan vaak wordt gebezigd) voor relatieproblemen, seksualiteit, echtscheiding, abortus, pesten, mishandeling, alcoholisme, discriminatie, dood en zelfmoord, drugsproblematiek, armoede, oorlog en vrede en allerlei andere thema's, geeft aanleiding tot wat achteraf de pedagogische emancipatie van de jeugdliteratuur kan worden genoemd. De complexe maatschappelijke realiteit dringt steeds meer het kinderboek binnen, met zowel een positief als een negatief gevolg. Positief omdat daarmee de inhoudelijke actieradius van de jeugdliteratuur aanmerkelijk wordt verbreed en verdiept, waardoor er succesvol afgerekend kan worden met (vooroorlogse) gevoeligheden op het gebied van de afgeschermde 'veilige en onbedorven' kinderwereld. Geen enkel thema of onderwerp, zo is het adagium, is in principe ongeschikt ? en dat blijkt pure winst te zijn omdat het kinderboek er veelzijdiger, kritischer en eigentijdser van wordt.
Maar er is ook een negatieve kant, omdat het in sommige gevallen leidt tot (nog zo'n term uit die tijd) kommer-en-kwel-literatuur. Daarmee wordt het verschijnsel van het zogenaamde probleemboek bedoeld, dat een opeenstapeling van ellende uit de buitenwereld laat zien met (vaak) een moralistische ondertoon, gevolg van een sterk asymmetrische, want belerende relatie tussen schrijver en lezer. Denk daarbij aan delen van het werk van Henk Barnard (Kon hesi baka), Jan Terlouw (Koning van Katoren), of de beruchte 'troebele tienerreeks' van Lemniscaat, waarin veel sociaal jongerenverdriet wordt verwerkt. Daarop komt echter al snel een reactie van o.a. Willem Wilmink en Guus Kuijer, die zelf de problematische aspecten van het actuele kinderleven in hun werk zeker niet uit de weg gaan, en wijzen op een fundamenteel gebrek aan vormtechnische kwaliteit. De pedagogische doorbraak zorgt er overigens mede voor dat de literaire emancipatie van het jeugdboek daarna, vanaf de jaren '80, volop kansen krijgt. Veel auteurs gaan zich steeds meer bezinnen op de ambachtelijke bronnen van hun vak, en inhoud en vorm hervinden sindsdien in veel moderne jeugdliteratuur een evenwichtiger balans, waarbij de verschillen tussen kinderboek en literatuur voor volwassenen zijn verkleind, en in steeds meer gevallen zelfs volledig zijn opgeheven.
Toch is het typische probleemboek nooit helemaal verdwenen. Nog altijd verschijnen ze, verhalen die in fel realistische kleuren lief en vooral leed uit de sociale actualiteit schilderen, thematisch en psychologisch weinig genuanceerd, oppervlakkig, voorspelbaar, met eendimensionale figuren, en slecht geschreven in een platte, stereotype stijl. Sommige auteurs produceren ze aan de lopende band, zoals Miljam Mous, Elle van den Bogaart, Annemarie Bon of Joost Heyink ? een kleine greep uit de stal van uitgeverij Van Holkema & Warendorf als voorbeeld ?, waarbij telkens een ander onderwerp (loverboys, mishandeling, verkrachting enz.) wordt 'afwerkt'. Gelukkig zijn er daarnaast ook jeugdromans die maatschappelijk gevoelige en kritische onderwerpen niet schuwen, maar literair wel degelijk de moeite waard zijn, zoals het werk van Anne Provoost (Vallen), Cynthia Voigt (De Tillerman-reeks), Kevin Brooks (Candy, Lucas), Karlijn Stoffels (Een-nul voor de autisten), Joke van Leeuwen (Bezoekjaren) of Jan Simoen (En met Anna?) laat zien. Het zijn deze en vele andere boeken, die met recht jeugdliteratuur kunnen worden genoemd.
Aan het eind van 'Het maatschappijkritische kinderboek', een artikel uit 'De hele Bibelebontse Berg' (1989), concludeert Aukje Holtrop: "Het lijkt erop dat politiek als expliciet thema in de loop van de jaren tachtig uit het kinderboek verdwenen is. Maar dat wil niet zeggen dat dat voor eeuwig en altijd is." De literaire emancipatie van het kinderboek heeft er inderdaad een tijdlang voor gezorgd dat maatschappelijk en politiek engagement verwaarloosd en gemeden werd, of naar het triviale segment verdrongen, maar dat is slechts een korte periode geweest. Sinds tien, vijftien jaar wordt dat taboe ? als het dat al geweest is ? met verve doorbroken. Verschillende zaken lijken daarbij een rol te spelen.
Niet onbelangrijk is de halverwege de jaren '90 tanende invloed van het in de periode daarvoor om zich heen grijpend filosofisch en cultuurpolitiek relativisme. Dit relativisme is een gevolg van bepaalde (post)modernistische opvattingen over het verdwijnen van grote politieke en religieuze richtinggevende systemen en 'verhalen', waarbij zaken als persoonlijke en maatschappelijke overtuiging, idealisme en engagement minder belangrijk en zelfs onwenselijk worden geacht. Een bepaald soort literatuur, zowel voor kinderen als voor volwassenen, begint zich onder invloed daarvan te verliezen in individualisme, solipsisme, navelstaarderij en estheticisme. Maar een kentering, eerst aarzelend maar allengs gearticuleerder, laat niet lang op zich wachten. Het zijn deels nieuwe, ingrijpende maatschappelijke ontwikkelingen die onze wereld diepgaand verontrusten (terrorisme, oorlog, migratie, milieuverwoesting, armoede), waardoor een nieuwe generatie auteurs zich afwendt van het steeds meer als heilloos ervaren relativisme. Die kiest voor betrokkenheid, analyse en experiment, en probeert met een nieuw literair elan kritisch en genuanceerd stelling te nemen, zonder te vervallen in fouten van een voorgaande periode. Jonge Amerikaanse auteurs als Jonathan Franzen, Dave Eggers, Michael Cunningham, Jonathan Safran Foer en hun spraakmakende boeken zijn hiervan slechts enkele voorbeelden, en de discussie die zij en anderen oproepen, beïnvloedt langzaam maar zeker ook de agenda van de internationale jeugdliteratuur.
Een andere, hiermee samenhangende achtergrond is gelegen in snel groeiende ontwikkelingen binnen de contemporaine literatuur zelf. Zoals de toegenomen belangstelling voor egodocumenten en andere (auto)biografische geschriften. Voor een mengeling van persoonlijke en geschiedkundige verhalen waarin de 'grote' en de 'kleine' wereld elkaar ontmoeten. En voor een vervaging van grenzen tussen verschillende genres, zoals die tussen fictie en non-fictie (in bv. de documentaire roman). Aloude discussies worden gerevitaliseerd: of de literatuur een soort arcadische vrijplaats is, waar de auteur onbekommerd en afgeschermd van de complexe samenleving zijn hoogstpersoonlijke gang kan gaan? Of dat zij zich actief met de wereld zou moeten bemoeien door dilemma's te benoemen en de verbeelding nieuwe perspectieven te bieden? De boekenbijlagen van kranten wijden er vele pagina's aan met bijdragen van auteurs, critici en lezers. In een artikel 'Ontsluit de verbeelding' ('Volkskrant' 21.05.2007) formuleert Aleid Truijens het aldus: "Als literatuur niet meer is dan een vrijblijvend spel, een vervoermiddel van nostalgie of een etalage voor het ego, wordt het lezen een vrijetijdsbesteding als alle andere. Dat doet de literatuur tekort. We delen een bewustzijn, we moeten met z'n allen leven in deze wereld, de enige, de onze. Literatuur gaat zelden over het Goede, zij biedt een blik op de afgrond. Ze geeft geen antwoorden, maar stelt de juiste vragen. Zonder zelf moralistisch te zijn, kan ze een nieuw licht op de dingen werpen en ons zo helpen na te denken over onze plaats in de wereld."
Voor de jeugdliteratuur komt daarbij dat, na de beëindiging van de Harry Potter-reeks, de gehypete aandacht voor escapistische fantasy weliswaar nog niet voorbij is, maar het hoogtepunt wel bereikt lijkt te zijn. Het lezen over zich tegen destructieve krachten verzettende helden in mythologische verhalen die zich ver van ons bed afspelen, mag de illusie over een maakbare wereld levend houden, op den duur kunnen ze ook als te vrijblijvend, te gemakkelijk en als een vlucht worden gezien ? onmachtig en onbevredigend voor wie af en toe goed om zich heen kijkt. Onder invloed ook van steeds meer real life-programma's op televisie voor opgroeiende jongeren, die in allerlei sociale verbanden (gezin, school, buurt) te maken krijgen met ingrijpende situaties en conflicten waarbij ze persoonlijk worden geraakt, ontstaan nijpende vragen die een uitgewogen combinatie van reflectie en handelingsbekwaamheid vereisen. Boeken kunnen, niet als eenduidig didactisch hulpmiddel dat een simpele oplossing voorhanden heeft maar vooral ter stimulering van een creatieve verbeelding, daarbij een goede dienst bewijzen. Precies zoals Truijens het zegt: hulp om na te denken over onze plaats in de wereld.
In de zevende Annie M.G. Schmidt-lezing, gehouden op 17 mei 2006 in Leiden en afgedrukt in 'Literatuur zonder leeftijd' (nr 71, najaar 2006), zegt Edward van de Vendel: "Aangenomen dat wij schrijvers een speciale interesse voor het leven van jonge mensen hebben, voor hun hartstocht en hun eerste botsingen met liefde, vriendschap, pijn en verdriet, blijft het toch verbazend hoe mondjesmaat de werkelijke, huidige wereld van jongeren tot onze boeken doordringt. [...] Waar zijn de Nederlandse romans over Kosovo en Mladic? In welke boeken is Janita van veertien van de zwarte praktijkschool de hoofdpersoon? Waar is de Volendambrand in de literatuur te vinden? Waar wordt vanuit uitgeprocedeerde asielzoekers gescheven, ama's, jongeren op een detentieboot? Nee nee, ik vind echt niet dat álle jeugdboeken modern-pulserend moeten zijn, maar hoe zit het nou? Willen wij, literaire auteurs, vooral literatuur schrijven, of kiezen we, ook qua onderwerp, voor de sommige jongeren van nu, voor de verschillende sommige jongeren van nu?" In diezelfde lezing lanceert hij het initiatief tot de 'Slash'-reeks: boeken, gebaseerd op ware feiten, die het resultaat zijn van een intensief samenwerkingsproject van een auteur en een jongere met een bijzonder levensverhaal. "Op die manier", aldus Van de Vendel, "duwen we onszelf dichter naar de werkelijkheid van nu, met als mogelijk effect dat we ook jongeren dichter naar de literatuur trekken. Immers: werkelijkheid, echtheid, eerlijkheid heeft een steeds grotere magnetische kracht".
De gelukvinder beschrijft ongeveer negen jaar, van zijn achtste tot zijn zeventiende, van het leven van de Afghaanse vluchteling Hamayun ? gebaseerd op het jonge leven van Anoush Elman ? die met zijn familie voor het steeds strenger wordende regime (autoritair onderwijs, openbare executies, politie-invallen) van de Taliban zijn land verlaat. Na een verhuizing naar Kabul wordt het leven steeds moeilijker en wanneer vader, een vrijdenker, wordt gearresteerd en een tijdlang gevangengezet, volgen ze, met achterlating van oma en een pasgeboren baby, Hamayuns broer Bashir, die al eerder voor het buitenland heeft gekozen. Via Iran en Kazachstan, en met hulp van zogenaamde 'bottendragers'(mensensmokkelaars die vluchtelingen een tijdlang begeleiden en hen dan als een bot laten vallen) arriveert het gezin met de trein in Nederland, waar ook Bashir verblijft. Dan volgen Hamayuns belevenissen, in verschillende opvangcentra, thuis en op school, en de jarenlange juridische strijd voor een verblijfsvergunning met alle onzekere gevolgen van dien.
Van de Vendel concentreert zich op de dagelijkse ervaringen van zijn hoofdpersoon (gezin, onderwijs, verhuizingen, muziek, computer, vriendschappen, films, meisjes, krantenwijk), tegen de politieke achtergrond van een zich verhardende samenleving (de tragedies van de ineenstortende Twin Towers, de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh, het steeds strengere vreemdelingenbeleid en het integratiedebat). Hij heeft een scherp oog voor de persoonlijke en sociale positie van Hamayun: het onderweggevoel dat zijn leven kenmerkt, "het gevoel dat de hele wereld huizen heeft, en werk en vrienden, rozen in de tuin en duiven op het dak. En dat wij uit die wereld weggeknipt zijn, gedeletet. Dat wij in een onecht tussenleven zweven."
Hamayuns creatieve drang, hij schrijft een toneelstuk en wil graag filmer worden, bepaalt de structuur en de stijl van de roman: de korte, beeldende hoofdstukken met veel dialoog hebben de vaart en spanning van wisselende filmfragmenten, en de verschillende delen dragen de titels van genrefilms, zoals documentary (over zijn jeugdjaren in Afghanistan), reality show, comedy en drama. Het bijzondere is bovendien dat het boek doorheen alle enerverende gebeurtenissen heen de coming-of-age van een gevoelige jongen laat zien. Schoksgewijs en met emotionerende, moeilijk te hanteren feiten uit een verscheurd leven (zoals de bijzondere vriendschap met Faisal, zijn in Afghanistan achtergebleven vriend) zoekt Hamayun een eigen weg naar jong-volwassenheid, waardoor hij als verhaaldragend personage overtuigt en ontroert. Zijn verhaal kent in de actuele realiteit én in de literatuur (denk bv. aan De vliegeraar van Khaled Hosseini en Wat is de wat van Dave Eggers) vergelijkbare voorbeelden, maar het knappe is dat die verwantschap Hamayun niet minder tot een uniek karakter maakt. Juist dat maakt dat dit boek ? ook al door het vermijden van een irreëel happy end ? ver uitstijgt boven het triviale genre van het probleemboek.
De gelukvinder is ook binnen het veelzijdige werk van Van de Vendel (hij schrijft voor alle leeftijdscategorieën en beoefent genres zoals poëzie, non-fictie, drama, verhalen en romans) een hoogtepunt. Als dichter houdt hij zich binnen een realistische stijl misschien wat al te nadrukkelijk, maar wel begrijpelijk, op de achtergrond (behalve enkele fraaie metaforen, zoals over de gevangen duif in Kabul), maar zijn autofictioneel proza ? als van een literaire 'ghostwriter' die de ervaring van een ander omzet tot een eigen, persoonlijk verhaal dat naadloos past in zijn eigen oeuvre ? is dynamisch, gedetailleerd, cinematografisch geïnspireerd, en heeft een onmiskenbaar betrokken toon die tot het einde voelbaar is.
De 'Slash'-reeks is met deze roman krachtig begonnen. Dat onderstreept Van de Vendels pleidooi voor een geïntegreerd samengaan van actualiteit en literatuur, van non fictie en fictie, zonder te vervallen in een typisch 'doelgroep'-boek Daardoor is De gelukvinder ook voor volwassenen zeer leesbaar en het is te hopen dat volgende boeken eenzelfde niveau zullen weten te handhaven. Daar mag met meer dan gewone belangstelling naar worden uitgekeken. [Peter van den Hoven]
Verberg tekst